Vanmorgen in de Commissie voor huisvesting en stadsvernieuwing heb ik de stand van zaken opgemaakt over het thema van de omkadering van de huurprijzen. Binnen dit beleid staan drie sleutelwoorden centraal :

Gradualisme : het nemen van overhaaste beslissingen moet te allen tijde worden voorkomen en er moet stelselmatig te werk worden gegaan. Om dit mogelijk te maken, moeten bepaalde fasen worden gewaarborgd en dit met name omdat het hier een erg complexe en gevoelige materie betreft.

Wetenschappelijkheid : een verplichte omkadering van de huurprijzen is onmogelijk zonder te voorzien in een zo onaantastbaar mogelijke wetenschappelijke basis.
Zo werd de referentiehuurprijs bijvoorbeeld uitgewerkt door een universitaire onderzoekster die zich volledig heeft toegelegd op het vraagstuk.
Daarnaast, zal de begrotingsweerslag nauwkeurig worden bestudeerd, vooraleer er zal worden overgegaan tot de definitieve invoering van een maatregel.

Overleg : de verschillende partijen (huurders, eigenaars en overheden) worden nauw betrokken bij het volledige beslissingsproces.
Zo wil men op de eerste plaats de interesse wekken van de eerste belanghebbenden.
Indien dit niet gebeurt, zal het vastgelegde mechanisme van stimuli slechts een beperkte toepassing kennen (aangezien het hier een facultatief mechanisme betreft).
Dit partnerschap heeft nu reeds op harmonieuze wijze een consensus bereikt inzake de vaststelling van een referentiehuurprijs.

Wat zijn vervolgens de verschillende te doorlopen fasen om tot een mechanisme van stimuli voor omkaderde huurprijzen te komen ?

De eerste fase betrof het opstellen van « referentiehuurpijzen » op basis van de waarden van 2008. In functie van deze referentiehuurprijzen zal, overeenkomstig het regeerakkoord, de fiscale bonus worden toegekend.
Deze wetenschappelijke studie, die werd toegewezen aan het Observatorium van de huurprijzen, werd uitgevoerd tussen 1 januari en 30 juni 2010.

De tweede fase betrof het actualiseren van de referentiewaarden van 2008. Deze fase was noodzakelijk, aangezien de studie, die tijdens de vorige fase werd uitgevoerd door het Observatorium van de huurprijzen, uitging van de waarden van 2008, terwijl de filosofie van het systeem vereist dat de referentiehuurprijs uitgaat van de actuele waarden.
Om dit probleem op te lossen, moeten de gegevens van het Observatorium van de huurprijzen voor 2010 een « actualisering » van de referentiehuurprijs mogelijk maken.
Het onderzoek werd inmiddels beëindigd en de resultaten zullen binnenkort geïnventariseerd worden en raadpleegbaar zijn. Vervolgens zullen zij, net als deze uit voorgaande onderzoeken, het voorwerp uitmaken van een publicatie.
De twee voornoemde fasen zijn vandaag dus volledig afgerond.

De derde fase betreft het voeren van een onderzoek naar een juridische vorm van ristorno die niet ingaat tegen de door de Grondwet opgelegde bevoegdheidsverdelende regels en die uiteindelijk aan de regering zal worden voorgelegd.
In dit verband, werd er reeds een juridische studie gelanceerd.

Tot slot, zal in de vierde fase de begrotingskost van één of meerdere mechanismen van stimuli moeten worden geraamd.

Hoe zal de referentiehuurprijs, die dienst doet als pijler van het beleid van de omkadering van de huurprijzen , nu precies werken ?

Het is de bedoeling om geen abstracte en mathematisch berekende referentiehuurprijs op te leggen, maar daarentegen te voorzien in een reële huurprijs, die daadwerkelijk in de praktijk wordt gehanteerd.
Daar waar de verhuurders zich niet moeten schikken naar een arbitrair tarief, zullen zij zich echter wel moeten houden aan de marktprijzen en mogen zij dus geen buitensporige huurprijzen hanteren.
Er is echter een probleem: het huidige Observatorium van de huurprijzen levert gegevens over de huurprijzen binnen het BHG die uitsluitend « descriptief » van aard zijn (zo wordt er aangegeven welke huurprijzen er worden gevraagd voor een welbepaald type woning). Het Observatorium voorziet echter niet in « prescriptieve » huurprijzen, waarbij er aangegeven wordt welke huurprijs er gevraagd zou moeten worden voor een goed met een gegeven oppervlakte in een gegeven wijk, …).
Dit maakt dat er dus een duidelijke noodzaak bestaat om de voornoemde wetenschappelijke studie over de referentiehuurprijs uit te voeren.

Deze studie heeft op de eerste plaats de factoren aan het licht gebracht die in overweging moeten worden genomen om de huurprijs vast te leggen (aantal kamers, oppervlakte, ligging, …). Vervolgens werd er aan iedere parameter een geldwaarde gekoppeld; wat de ligging betreft, is het BHG onderverdeeld in verschillende zones die vallen onder één van de 4 categorieën van vastgelegde prijzen.
Dit brengt met zich mee dat we vandaag voor een gegeven goed, met gegeven eigenschappen, dat in een gegeven wijk gelegen is, de “correcte” huurprijs kunnen bepalen, waarbij deze huurprijs niet boven de marktprijs zal liggen.

Tot slot, had ik u er graag nog van op de hoogte gebracht dat ik binnenkort een principenota bij de regering wil indienen, aangezien er binnen dit dossier spoedig een volledig pakket aan scenariovoorstellen voorhanden zal zijn.