A l’heure où les négociations fédérales gravitent autour des réformes des structures de l’Etat et placent les communautés en opposition, je tenais à rappeler que le véritable moteur de toute réforme doit être la bonne gouvernance et l’intérêt des citoyens. Cette logique régit notamment l’action du Gouvernement régional bruxellois qui n’a pas eu peur de réformer plusieurs secteurs et qui continue à le faire.

Dans le champ de mes compétences, j’agis également dans ce sens. Je le rappelle ce lundi dans « De Morgen  » et « Metro » puisque j’y plaide pour une véritable rationalisation du secteur des sociétés de logements sociaux sur le territoire bruxellois. A l’heure actuelle, on compte 33 sociétés de logements sociaux (SISP). Elles ont souvent des tailles différentes et des formes juridiques variées. Afin d’améliorer la gouvernance et la gestion des ressources, un effort de mutualisation des moyens est nécessaire. Lors d’une récente rencontre avec les fédérations de sociétés de logements sociaux, j’ai clairement senti une volonté du secteur de travailler dans ce sens. Cette logique de mutualisation des ressources est d’ailleurs maintenant clairement inscrite dans le nouveau contrat de gestion qui lie la Société régionale du logement (SLRB) à l’ensemble des sociétés de logement social à Bruxelles (SISP).

Je suis raisonnablement convaincu que l’on peut miser sur des SISP de taille plus grande (2500 logements) et que l’on pourra de cette façon réduire de moitié le nombre de SISP sur le territoire de la Région tout en améliorant la gouvernance de ce secteur au profit de ceux qui en ont le plus besoin, à savoir les actuels locataires mais aussi ceux qui sont en attente d’un logement. Cette réforme, pour être réussie, doit aussi tenir compte des spécificités d’un secteur marqué par d’un côté des sociétés coopératives et de l’autre de sociétés à ancrage plus communal.

Lisez mon interview dans « Metro » à ce sujet

Lisez aussi l’article dans « De Morgen »:

Staatssecretaris Christos Doulkeridis pleit voor grotere samenwerking en minder spelers
Brussel halveert aantal sociale huisvestingsmaatschappijen
Brussel l Brussels staatssecretaris voor Wonen Christos Doulkeridis (Ecolo) start met een grondige rationalisering van de sociale woningmarkt in de hoofdstad. Het aantal sociale huisvestingsmaatschappijen, momenteel 33, moet met de helft verminderen.
Door Thomas Mels en Tine Peeters

Kersvers cdH-voorzitter en Waals minister Benoît Lutgen lanceerde tijdens zijn maidenspeech een goeie week geleden meteen een eerste voorstel. Het moet wat hem betreft gedaan zijn met « sociale huurcontracten voor het leven ». Sociale woningen in Brussel moeten gaan naar degenen die ze het meest nodig hebben, klonk het.
Brussels staatssecretaris voor Wonen Christos Doulkeridis (Ecolo) wist niet wat hij hoorde. « Ik weet niet of Lutgen het beseft, maar hij doet een voorstel dat al is aangenomen in de Brusselse regering en dat zijn partij mee heeft goedgekeurd. In juli hebben we beslist dat nieuwe huurders enkel nog contracten van bepaalde duur krijgen. Verplicht. Dat bestaat zelfs niet in Vlaanderen en
Wallonië. »

Geen 33 meer
Het is volgens Doulkeridis alweer een voorbeeld van hoe er langs beide zijden van de taalgrens met weinig kennis van zaken over de hoofdstad gepraat wordt. Volgens de Ecolopoliticus is Brussel perfect in staat om zelf hervormingen door te voeren en voor beter bestuur te gaan. Dat bewijst bovenstaand voorbeeld, maar Doulkeridis heeft nog iets in petto. Hij wil het aantal sociale huisvestingsmaatschappijen in Brussel fors terugdringen. Momenteel telt het Hoofdstedelijk Gewest maar liefst 33 verschillende maatschappijen, goed voor in totaal 38.000 sociale huizen en appartementen. Een klein deel daarvan wordt beheerd door coöperatieven die slechts een paar tientallen woningen aanbieden, de grootste huisvestingsmaatschappij heeft dan weer meer dan
3.500 sociale woningen in portefeuille.
« We zijn er ons van bewust dat we de sector moeten rationaliseren », zegt Doulkeridis. « Niet om een bepaalde politieke partij of gemeenschap te plezieren, maar vanuit een logica van goed bestuur. Omdat het niet nodig is dat zoveel verschillende maatschappijen dezelfde bevoegdheden naast elkaar uitoefenen. Niet elke maatschappij heeft bijvoorbeeld fulltime nood aan een architect
of een ingenieur. Er kan perfect een beroep gedaan worden op dezelfde mensen door verschillende maatschappijen al naargelang er zich bouw- en renovatieprojecten aandienen. »
De oproep tot meer samenwerking heeft Doulkeridis laten inschrijven in de nieuwe beheersovereenkomsten die het gewest met de maatschappijen afsluit. « Daarin worden ze aangemoedigd om hun krachten te bundelen. Als ze samen meer dan 2.500 woningen in beheer hebben, krijgen ze bijvoorbeeld extra personeel. » Door te streven naar een gemiddelde van 2.500 woningen per maatschappij is het volgens Doulkeridis mogelijk om het aantal spelers met de helft te verminderen én beter te doen dan Vlaanderen en Wallonië, waar het gemiddelde aantal wooneenheden per maatschappij respectievelijk 1.567 en 1.477 bedraagt.
Doulkeridis zal zijn streefcijfer eerstdaags voorleggen aan zijn collega’s in de Brusselse regering. « Zoiets lukt niet in drie maanden tijd, maar nu hebben we tenminste een duidelijke doelstelling », zegt hij.
Tegenkanting vanuit de gemeentebesturen, die participeren in de huisvestingsmaatschappijen, verwacht Doulkeridis niet. « De politisering van de sociale huisvesting in Brussel is voorbij. Er zijn heel strikte regels, met een wachtlijst waarbij strenge en verifieerbare voorwaarden worden gehanteerd, zodat politieke interventie onmogelijk is geworden. »

Intussen in Vlaanderen
In Vlaanderen slaat minister van Wonen Freya Van den Bossche (sp.a) hoegenaamd niet dezelfde weg in als haar Brusselse collega. Zij denkt er zelfs niet aan om de woonzekerheid voor sociale huurders af te schaffen. « Als je mensen hun woning afpakt omdat ze meer verdienen, creëer je een joekel van een werkloosheidsval. Dat is de beste manier om mensen te ontmoedigen om een
job te zoeken », meent ze. « Wat we in zo’n geval wel doen, is de huurprijs optrekken. Dat zorgt ervoor dat de huisvestingsmaatschappijen meer inkomsten hebben, zodat ze meer kunnen doen voor de laagste inkomens. Geen onbelangrijk mechanisme, want we moeten de sociale huisvesting natuurlijk betaalbaar houden. »
De tweede reden die Van den Bossche opwerpt voor het behoud van deze ‘sociale’ huurcontracten, heeft te maken met de leefbaarheid in de sociale woonwijken. « Het zijn net de mensen die lang in een sociale woning verblijven die de buurt leefbaar houden en het sociale weefsel versterken. Zij kennen de buurt en de mensen, zij hebben er een hart voor en zorgen ervoor. Wij verkiezen dan ook een sociale mix boven een concentratie van armoedeproblemen in een blok of wijk. Conclusie? Het is erg kortzichtig om de huidige contracten op te doeken. »

© 2011 De Persgroep Publishing